Wat is analytische psychologie?
Analytische psychologie is de naam die Jung na zijn breuk met Freud gaf aan zijn benadering om die te onderscheiden van de psychoanalyse van Freud. Freud en Jung hadden vanaf 1907 een nauwe band, zoals hun jarenlange briefwisseling laat zien. Freud zag in hem zijn kroonprins en opvolger. Maar in 1913 kwam het tot een breuk, die nooit meer geheeld is. Sindsdien zijn er overal ter wereld naast elkaar psychoanalytische verenigingen en verenigingen voor analytische psychologie opgericht. Opvallend is dat die laatste jaren soms juist weer toenadering tot elkaar zoeken.
Jung ontwikkelde met zijn analytische psychologie een eigen begrippenkader, waarbij begrippen als het complex, het collectieve onbewuste, archetypen, de Schaduw, animus en anima, maar vooral het begrip van de individuatie een rol spelen. Jung werkte ook een eigen typologie uit, die echter in zijn latere werk op de achtergrond raakte. Methoden als amplificatie en actieve imaginatie zijn kenmerkend voor de vroege periode van de analytische psychologie. Later ontstonden er verschillende stromingen die elk meer of juist minder waarde aan deze methoden hechten. Het werken met dromen en symbolen is echter in alle stromingen van betekenis gebleven.
Wie was Jung
Carl Gustav Jung (1875-1961) was een Zwitserse psychiater, zoon van een dominee die worstelde met zijn geloof. Al op jonge leeftijd beleefde Jung zijn eigen geloofscrisis, zoals we kunnen lezen in zijn postuum verschenen Herinneringen, dromen en gedachten. Vragen rond zingeving en religie zijn zijn hele leven belangrijk voor hem gebleven. Daarnaast had hij ook een aardse kant: door tijdgenoten wordt hij beschreven als een forse man die dialect sprak en in de omgang soms het meest leek op een Zwitserse boer.
Als jonge psychiater ging hij werken in de psychiatrische kliniek Burghölzi, waar hij veel met psychotische patiënten te maken kreeg. In deze tijd ontmoette hij Freud (1907). Freud had zijn Traumdeutung, waarin het onbewuste werd gepostuleerd, toen al gepubliceerd (1900) en was daarbij op weerstand gestuit in de wereld van artsen en psychiaters. Jungs publicatie over de woordassociatietest (1905) had heel wat meer waardering gekregen.
Het verschil tussen de opvattingen van Freud en Jung
Het verschil tussen de opvattingen van Freud en Jung betrof vooral de rol van de seksualiteit en het begrip van de libido, en de vraag wat het onbewuste nu precies inhoudt. Dit leidde tot verschillende opvattingen over wat het doel van een (psycho)analytische behandeling zou moeten zijn: bij Freud gaat het uiteindelijk om sublimatie, bij Jung om individuatie.
Bij Freud staat de seksualiteit centraal als kracht die ons drijft. Hij maakt gebruik van het begrip ‘libido’ en verstaat daaronder: lust, seksueel verlangen, geslachtdrift. Later, na wat hij gezien had in de Eerste Wereldoorlog, postuleerde hij daarnaast ook het bestaan van de doodsdrift (naast ‘Eros’ ook ‘Thanatos’).
Jung vat het begrip libido nog ruimer op: bij hem gaat het niet alleen om lust of seksuele of agressieve energie, maar een veel ruimere ‘levensenergie’, die naast seksuele en destructieve driften ook uit creatieve en scheppende energie bestaat, en uit een (onbewust) streven naar integratie en individuatie.
Zowel Freud als Jung hechtten belang aan dromen, Freud noemde die ‘de koninklijke weg naar het onbewuste’. Maar omdat hun opvattingen over het onbewuste verschilden, verschilt ook hun interpretatie van dromen.
In onze tijd ligt de tegenstelling tussen Freudiaanse psychoanalytici en jungiaanse analytici minder scherp dan indertijd het geval was tussen Freud en Jung. Veel psychoanalytici – maar niet alle – hebben tegenwoordig ook een ruimere opvatting van het onbewuste en hechten minder waarde aan ‘het primaat van de seksualiteit’ zoals Freud dat deed. Maar meestal gaan zij niet zo ver dat zij ook Jungs hypothese van het collectieve onbewuste accepteren.
Het onbewuste
Sublimatie en individuatie
Dromen
Het collectieve onbewuste en archetypen
Psychological Healing as Religious Experience
Lees hier de paper (Engels) van Ninian Nijhuis over de visie van Jung op religie, die tevens een goede inleiding vormt op enkele kernbegrippen van Jung.