Analytische Psychologie

De grondslag voor de analytische psychologie is gelegd door Carl Gustav Jung (1875-1961) en daarna verder ontwikkeld door latere analytici.

De Jungiaans analyticus behandelt mensen met psychische of psychiatrische klachten die meestal reeds langere tijd bestaan en complex van aard zijn en waarbij na de diagnostische fase is gebleken dat een intensieve persoonsgerichte procesmatige psychotherapie de meest aangewezen behandelmethode is. Daarnaast kunnen mensen die niet zozeer klachten hebben maar een behoefte ervaren aan een psychologisch ontwikkelingsproces, zich aanmelden voor een Jungiaanse analyse.

De analytische psychologie is een dieptepsychologie die ervan uitgaat dat de wijze waarop we als mens in het leven staan, wat we doen maar ook laten, hoe we de ander, onszelf en de wereld beleven, veelal bepaald wordt door ons onbewuste. En dan wordt niet alleen gedoeld op het deel van het onbewuste met de onverwerkte gebeurtenissen en emoties uit een (ver) verleden, maar ook de nog niet gekende, in het duister van het onontwaakte onbewuste verkerende, facetten van de persoonlijkheid. De Jungiaans analyticus nodigt de patiënt uit datgene wat in hem/haar leeft (wat hij of zij – zowel binnen als buiten de sessies – denkt, voelt, verlangt, beleeft, fantaseert, droomt etc.) te delen. Dit kan in woord en/of in beeld. Aanname hierbij is dat hetgeen nodig zal zijn zich te herhalen en te ontvouwen zich kenbaar zal maken in de psyche (innerlijk leven) en/of het dagelijkse leven van de patiënt als ook in de relatie met de analyticus. Zo kan de analyse een plaats gaan vormen waar de patiënt leert om de ervaringen te dragen, te onderzoeken, te verwerken, bewust te worden en te integreren in zijn persoonlijkheid. De psychische heelwording, het individuatieproces wordt bevorderd.

sfreud_stanleyhall_cgjung_in_front_of_clark_university_1909